6.81. En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl gij zelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u geen gezag heeft nedergezonden? Wie van de twee partijen is dan veiliger, als gij dat weet?
6.82. Zij die geloven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid vermengen - dezen zijn het, die vrede zullen hebben want zij zijn recht geleid.
6.83. En dit is onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend.
6.84. En Wij gaven hem Izaäk en Jacob, Wij leidden elk hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen: David, Salomo, Job, Jozef, Mozes en Aäron. Zo belonen Wij de goeden.
6.85. En Zacharia, Johannes, Jezus en Elias. Elk hunner behoorde tot de deugdzamen.
6.86. En Ismaël, Elisa, Jonas en Lot, elk hunner verhieven Wij boven de volkeren.
6.87. En van hun vaderen en hun kinderen en hun broederen verkozen Wij enigen en leidden hen op het rechte pad.
6.88. Dit is de leiding van Allah, Hij leidt daarmede van Zijn dienaren, wie Hij wil. En, indien zij iets naast Hem hadden aanbeden, zou voorzeker al hetgeen zij plachten te doen, verloren zijn gegaan.
6.89. Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij en het profetenambt gaven. Maar nu dezen er ondankbaar voor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd dat er niet ondankbaar voor zal zijn.
6."90. Dezen zijn het, die Allah juist heeft geleid, volgt daarom hun leiding. Zeg: ""Ik vraag u er geen beloning voor. Dit is niets dan een vermaning aan alle volkeren."""
6."91. En zij schatten de juiste waarde van Allah niet wanneer zij zeggen: ""Allah heeft aan niemand iets geopenbaard."" Zeg: ""Wie openbaarde het Boek dat Mozes bracht als licht en leiding voor de mensen - dat gij op papieren schrijft, en bekend maakt, terwijl gij toch veel verbergt en (waardoor) aan u is onderwezen, hetgeen gij noch uw vaderen wisten?"" - Zeg: ""Allah"". Laat hen dan met rust om zich met hun ledig spel te vermaken."
6.92. En dit Boek vol zegeningen, hebben Wij geopenbaard, vervullende, hetgeen er aan voorafging, opdat gij de moeder der steden (Mekka) en wat er omheen is zoudt waarschuwen. En degenen die in het Hiernamaals geloven, geloven er in en zij waken over hun gebed.
6."93. En wie is onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah uitdenkt of zegt: ""Het is mij geopenbaard,"" terwijl hem niets is geopenbaard en die zegt: ""Ik zal iets nederzenden dat gelijk is aan hetgeen Allah heeft nedergezonden?"" O, kondet gij het waarnemen, wanneer de onrechtvaardigen in doodsstrijd zijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): ""Geeft uw zielen op. Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend, voor hetgeen gij ten onrechte tegen Allah zeidet en omdat gij u hoogmoedig van Zijn tekenen afwenddet."
6.94. Nu zijt gij één voor één tot Ons gekomen zoals Wij u eerst schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonken achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan gij beweerdet dat zij deelgenoten waren in uw zaken, niet bij u. Voorzeker is nu (de band) tussen u afgesneden en hetgeen gij placht te beweren is verloren gegaan.
6.95. Voorwaar, het is Allah die de graankorrel en de dadelpit doet uitspruiten. Hij brengt de levenden uit de doden voort en is de Voortbrenger van doden uit de levenden. Dat is Allah, waarheen wordt gij dan afgewend?
6.96. Hij doet de dag aanbreken en Hij heeft de nacht voor rust ingesteld en de zon en de maan voor het uitrekenen (der jaargetijden). Dat is de ordening van de Almachtige, de Alwetende.
6.97. Hij is het, Die de sterren voor u heeft gemaakt, opdat gij daardoor de juiste richting in de duisternissen van het land en van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenen uitgelegd aan een volk, dat kennis bezit.
6.98. En Hij is het, Die u van uit één ziel heeft voortgebracht en er is een verblijfplaats en een bewaarplaats voor u. Wij hebben de tekenen verklaard aan een volk dat begrijpt.
6.99. En Hij is het, Die water uit de wolken nederzendt en daardoor elke soort van groei voortbrengt. En evenzo brengen Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen. En er komen uit de scheden van de dadelpalm laaghangende trossen. En Wij (brengen er) wijngaarden en de olijf en de granaatappel (mee voort) van gelijke en ongelijke soort. Kijkt naar het fruit ervan, wanneer het vrucht zet en naar het rijpen daarvan. Hierin zijn voorzeker tekenen voor een volk dat (wil) geloven.
6.100. En zij houden de djinn voor deelgenoten van Allah ofschoon Hij dezen schiep, en zij dichten Hem, zonder kennis, zonen en dochters toe. Heilig is Hij en verheven boven hetgeen zij Hem toeschrijven.