6.1.1. Alle lof komt Allah toe, Die de hemelen en de aarde schiep en de duisternis en het licht deed ontstaan, toch stellen de ongelovigen gelijken naast hun Heer.
6.2.2. Hij is het, Die u uit klei schiep en daarna een termijn bepaalde. De vastgestelde termijn is bij Hem. Toch twijfelt gij.
6.3.3. En Hij is Allah in de hemelen en op aarde. Hij kent uw innerlijk en uw uiterlijk en Hij weet, wat gij verdient.
6.4.4. En er komt van de tekenen van hun Heer geen teken tot hen of zij wenden zich er van af.
6.5.5. Zij hebben de waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, maar de tijdingen waarover zij spotten zullen hen weldra bereiken.
6.6.6. Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij vóór hen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op de aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die regelmatig regen deden neerstromen en Wij deden rivieren onder hen vloeien, daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en deden een ander geslacht na hen ontstaan.
6.7."7. En al hadden Wij u een boek op perkament nedergezonden en al hadden zij het met hun handen betast, zouden de ongelovigen toch hebben gezegd: ""Dit is niets dan klaarblijkelijke tovenarij."""
6.8."8. Zij zeggen: ""Waarom is er geen engel tot hem (de Profeet) nedergezonden?"" En indien Wij een engel zenden dan wordt de zaak afgedaan en er wordt hun geen uitstel gegeven."
6.9.9. En als Wij een engel hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren, voor hen nog verwarder hebben gemaakt.
6.10.10. En voorzeker de boodschappers vóór u werden ook bespot, zo trof diegenen die bespotten, de straf voor hetgeen zij bespotten.
6.11."11. Zeg: ""Gaat op aarde rond en ziet, wat het einde was der loochenaars."""
6.12."12. Zeg: ""Aan wie behoort hetgeen in de hemelen en op aarde is?"" Zeg: ""Aan Allah."" Hij heeft het op Zich genomen, barmhartigheid te tonen. Voorzeker Hij zal u op de Dag der Opstanding verzamelen, daaraan is geen twijfel. Zij, die hun zielen hebben tekort gedaan, geloven niet."
6.13.13. Aan Hem behoort wat in nacht en dag bestaat. En Hij is de Alhorende, Alwetende.
6.14."14. Zeg: ""Zal ik een andere Beschermer nemen, dan Allah, de Schepper der hemelen en der aarde, Die voedt en niet wordt gevoed?"" Zeg: ""Het is mij bevolen, de eerste te zijn die zich onderwerpt."" En behoort niet tot de afgodendienaren."
6.15."15. Zeg: ""Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van de grote Dag."""
6.16.16. Van wie deze straf op die Dag is afgewend, Allah heeft hem inderdaad barmhartigheid betoond. En dat is een klaarblijkelijke overwinning.
6.17.17. En als Allah u door schade treft, is er niemand die dit kan afwenden dan Hij, en als Hij u met weldaad omringt - Hij heeft macht over alle dingen.
6.18.18. Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren en Hij is de Alwijze, en van alles op de hoogte.
6.19."19. Zeg: ""Wie is het gewichtigst als getuige?"" Zeg: ""Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen. Getuigt gij werkelijk dat er andere goden buiten Allah zijn?"" Zeg: ""Ik getuig niet."" Zeg: ""Hij is de ene God en ik heb niets uitstaande met datgene wat gij met Hem vereenzelvigt."""
6.20.20. Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem (de Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die hun ziel hebben tekort gedaan, willen niet geloven.