20.101. Daaronder zullen zij blijven en deze last zal voor hen op de Dag der Herrijzenis ondraaglijk worden.
20.102. De Dag waarop de bazuin zal worden geblazen zullen Wij de zondigen bijeenverzamelen en hun ogen zullen zonder licht zijn.
20."103. Zij zullen met elkander op zachte toon spreken en zeggen: ""Gij zijt slechts tien (dagen) gebleven."""
20."104. Wij weten wat zij zullen zeggen wanneer de beste hunner beweert: ""Gij zijt slechts één dag gebleven."""
20."105. Zij (de ongelovigen) vragen u betreffende de bergen. Zeg: ""Mijn Heer zal ze verpulveren."""
20.106. En Hij zal haar (de aarde) als een lege vlakte laten.
20.107. Waarop gij generlei inzinking of verhoging zult zien.
20.108. Op die Dag zullen zij de oproeper volgen, die recht op zijn doel afgaat, alle stemmen zullen voor de Barmhartige worden verzacht en gij zult een gedempt geluid gefluistere horen.
20.109. Op die Dag zal voorspraak niet van nut zijn behalve van hem aan wie de Barrnhartige verlof geeft en wiens woord Hem welgevallig is.
20.110. Hij weet al hetgeen vóór hen en al hetgeen achter hen is, maar zij kunnen het met hun kennis niet omvatten.
20.111. Alle gezichten zullen zich verootmoedigen in tegenwoordigheid van de Levende, de Uitzichzelf - Bestaande. Voorzeker, hij die ongerechtigheid begaat zal verloren gaan.
20.112. Maar hij die goede werken verricht en gelovig is, behoeft geen ongerechtigheid of verlies te vrezen.
20.113. Aldus hebben Wij het (Boek) als een duidelijke Koran nedergezonden en Wij hebben daarin duidelijk waarschuwingen herhaaldelijk uiteengezet, opdat men (God) moge vrezen en opdat het hen tot nadenken moge brengen.
20."114. Verheven zij Allah, de Ware Koning. En haast u niet met de Koran eer de openbaring er van aan u voltooid is en zeg: ""O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis."""
20.115. En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel, doch hij vergat het en Wij vonden in hem geen voornemen daartoe.
20."116. En toen Wij tot de engelen zeiden: ""Bewijst Adam eer,"" bewezen zij allen eer, doch niet Iblies. Hij weigerde."
20."117. Daarom zeiden Wij: ""O Adam, deze is voor u en uw vrouw een vijand, laat hij u derhalve niet uit de tuin verdrijven, anders zult gij ongelukkig worden."""
20.118. (Daarin is voorraad voor u) opdat gij er niet zult hongeren noch naakt zult zijn.
20.119. En dat gij er geen dorst zult lijden noch zult blootgesteld zijn aan de hitte van de zon.
20."120. Doch Satan fluisterde hem kwaad in, hij zeide: ""O Adam, zal ik u voeren tot de Boom der Eeuwigheid, en een koninkrijk dat nimmer zal vergaan?"""