20."21. God zeide: ""Raap hem op en vrees niet. Wij zullen hem in zijn vroegere staat herstellen."""
20.22. En leg uw hand onder uw arm, zij zal wit worden zonder ziekte. Nog een teken (is dit)!
20.23. Opdat Wij u Onze grotere tekenen mogen tonen.
20.24. Ga naar Pharao, hij heeft inderdaad de perken overschreden.
20."25. Hij zeide: ""Mijn Heer, verruim mijn borst,"""
20.26. En maak mij mijn taak lichter,
20.27. En ontdoe de knoop in mijn tong,
20.28. Opdat zij (de mensen) mijn woorden mogen verstaan,
20.29. Geef mij een helper uit mijn familie,
20.30. Aäron, mijn broeder,
20.31. Vergroot mijn kracht door hem,
20.32. En laat hem mijn arbeid delen,
20.33. Opdat wij U veel mogen verheerlijken,
20.34. En U zeer indachtig mogen zijn.
20.35. Voorzeker Gij doorziet ons.
20."36. God zeide: ""Uw verzoek is ingewilligd, o Mozes."""
20.37. En bij een andere gelegenheid bewezen Wij u ook een gunst.
20.38. Toen Wij uw moeder openbaarden:
20.39. Plaats hem in het kistje en werp dit in de rivier, dan zal de rivier het op de oever werpen, zodat een vijand van Mij en van hem, hem zal opnemen'. En Ik omhulde u met Mijn liefde, opdat gij zoudt worden grootgebracht voor Mijn oog.
20.40. Toen uw zuster voorbijkwam en zeide: 'Zal ik u iemand noemen die hem zal verzorgen?' Aldus schonken Wij u terug aan uw moeder opdat haar oog zou worden verfrist en zij niet zou treuren. En gij dooddet een man, doch Wij verlosten u van smart. En Wij beproefden u op verschillende manieren. En gij vertoefdet jaren te midden van het volk van Midian. Dan zijt gij, o Mozes, herwaarts gekomen zoals besloten was.