القائمة
De Koe
2.81. Voorzeker, die kwaad doet en door zijn zonden is omringd - zij zijn de bewoners van het Vuur, daarin zullen zij verblijven.
2.82. Maar zij, die geloven en goede werken doen, - zij zijn de bewoners van de Hemel, daarin zullen zij verblijven.
2.83. En toen Wij een verbond sloten met de kinderen Israëls, zeiden Wij, dat gij niemand zult aanbidden, dan Allah alleen en dat gij goed zult zijn voor uw ouders, uw verwanten, de wezen en de armen, spreekt goed tegen de mensen en houdt het gebed en geeft de Zakaat. Doch gij wenddet u af, - behalve weinigen onder u, en gij zijt afkerig.
2."84. En toen Wij een verbond met u sloten: ""Gij zult uw bloed niet vergieten noch uw volk uit hun huizen verdrijven"", toen hebt Gij dit bekrachtigd en gij waart er getuige van."
2.85. Toch zijt gij het volk, dat uw eigen broeders doodt en een gedeelte van uw volk uit hun huizen verdrijft, elkaar tegen hen helpende in zonde en overtreding. En, indien zij als gevangenen tot u terugkomen, koopt gij hen vrij, terwijl juist hun verdrijving voor u verboden was. Gelooft gij dan slechts in een gedeelte van het Boek en verwerpt gij een ander gedeelte? Er is geen beloning voor degenen uwer, die zulks doen, behalve schande in dit leven, en op de Dag van Opstanding zullen zij de strengste kastijding moeten ondergaan, want Allah is niet onachtzaam betreffende hetgeen gij doet.
2.86. Dezen zijn het, die het Hiernamaals voor het tegenwoordig leven hebben verkocht. Derhalve zal hun straf niet worden verzacht, noch zullen zij worden geholpen.
2.87. Voorwaar, Wij gaven Mozes het Boek en deden boodschappers de een na de ander zijn voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van Maria, duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid. Telkens als een boodschapper tot u kwam, met hetgeen uw ziel niet behaagde, hebt gij u laatdunkend gedragen, sommigen hunner hebt gij verloochend en anderen gedood.
2."88. En zij zeiden: ""Ons hart is verhuld."" Neen, Allah heeft hen vanwege hun ongeloof vervloekt. Weinig is derhalve hetgeen zij geloven."
2.89. En toen een Boek van Allah tot hen kwam, vervullend datgene, dat bij hen was, hoewel zij voordien om overwinning over de ongelovigen plachten te bidden, toen dat tot hen kwam, herkenden zij dat niet en verwierpen het. Gods vloek rust derhalve op de ongelovigen.
2.90. Kwaad is datgene, waarvoor zij hun ziel hebben verkocht, daar zij verwerpen, hetgeen Allah heeft geopenbaard, er afkerig van zijnde, dat Allah Zijn genade doet dalen over diegenen Zijner dienaren, die Hij wil. Daardoor brachten zij toorn op toorn over zich en er is een vernederende kastijding voor de ongelovigen.
2."91. En wanneer er tot hen wordt gezegd: ""Gelooft in hetgeen Allah heeft geopenbaard,"" zeggen zij: ""Wij geloven slechts in hetgeen ons is geopenbaard,"" maar zij verwerpen hetgeen daarna is geopenbaard, hoewel het de Waarheid is, vervullende wat zij reeds bezaten. Zeg hun ""Waarom hebt gij dan de vroegere profeten van Allah gedood, als gij inderdaad gelovigen waart?"""
2.92. En Mozes kwam voorzeker tot u met duidelijke tekenen, maar gij hebt in zijn afwezigheid het (gouden) kalf genomen (om het te aanbidden) en gij waart onrechtvaardig.
2."93. En toen Wij een verbond met U sloten en de berg (Sinaï) hoog boven u verhieven, zeggende: ""Houdt stevig vast, hetgeen Wij u gegeven hebben en luistert,"" zeiden zij: ""Wij horen, maar wij gehoorzamen niet"", hun hart was vervuld van het kalf, wegens hun ongeloof. Zeg: ""Slecht is hetgeen uw geloof u oplegt, zo gij al enig geloof bezit""."
2."94. Zeg: ""Indien het tehuis van het Hiernamaals, bij Allah alleen voor u is, met uitsluiting van andere mensen, wenst dan eer de dood, als gij te goeder trouw zijt""."
2.95. Maar zij zullen deze nooit wensen, wegens het werk hunner handen. En Allah kent de boosdoeners goed.
2.96. Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest van alle mensen verlangend naar het leven vinden, zelfs meer dan de afgodendienaren. Ieder van hen wenst, dat hem een leven van duizend jaren geschonken moge worden, doch al ware hem zulk een lang leven vergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet beschermen. Allah ziet hetgeen zij doen.
2."97. Zeg: ""Al wie een vijand van Gabriël is"" - want waarlijk, hij openbaarde het op Allah's bevel aan uw hart, vervullende datgene, wat voordien kwam, een leidraad zijnde en een blijde mare voor de gelovlgen. -"
2.98. Al wie een vijand is van Allah en Zijn engelen en Zijn boodschappers en Gabriël en Michaël, waarlijk, Allah is een vijand van zulke ongelovigen.
2.99. En Wij hebben u voorzeker duidelijke tekenen gegeven en niemand, dan de overtreders, verwerpt ze.
2.100. Hoe kwam dat? Telkens wanneer zij een verbond aangingen, schond een gedeelte hunner het. Neen, de meesten hunner geloven niet.
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات