19."21. Hij zeide: ""Het is zo naar uw Heer zegt, 'het is gemakkelijk voor Mij,'"" opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken, een genade Onzerzijds, het is een besloten zaak."""
19.22. En zij ontving hem en trok zich met hem terug in een ver afgelegen oord.
19."23. En de smarten der bevalling dreven haar naar de voet van een palmboom. Zij zeide: ""O, liever zou ik vóór dit geschiedde gestorven en in de vergetelheid geraakt zijn."""
19."24. Dan riep (Gods boodschapper) haar van beneden toe, zeggende: ""Treur niet. Uw Heer heeft een beekje aan uw voet doen ontstaan,"""
19.25. En schud de stam van de palmboom naar u toe, deze zal verse, rijpe dadels op u doen neervallen,
19.26. Eet en drink en koel uw oog. En indien gij iemand ziet, beduid hem dan: 'Ik heb de Barmhartige gelofte gedaan te vasten, derhalve zal ik heden met niemand spreken.'
19."27. Alsdan bracht zij het kind tot haar volk. Dit zeide: ""O Maria, gij hebt iets vreemds gedaan."""
19.28. O Zuster van Aäron, uw vader was geen verdorven man noch was uw moeder een onkuise vrouw.
19."29. Dan wees zij naar het kind. Zij zeiden: ""Hoe kunnen wij tot een wiegekind spreken?"""
19."30. Hij (Jezus) zeide: ""Ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt,"""
19.31. Hij heeft mij gezegend waar ik mij ook moge bevinden, en heeft mij het gebed en het geven van aalmoezen zolang ik leef opgelegd.
19.32. En dat ik gehoorzaam zou zijn jegens mijn moeder. Hij heeft mij noch een onderdrukker, noch een slecht mens gemaakt.
19.33. Vrede was met mij op de dag mijner geboorte en zal met mij zijn op de dag van mijn dood en evenzo op de dag dat ik ten leven zal worden opgewekt.
19.34. Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen.
19."35. Het past niet bij Allah Zich een zoon te verwekken, Heilig is Hij. Wanneer Hij een beslissing neemt, zegt Hij daartoe slechts: ""Wees"", en het wordt."
19.36. Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit is de rechte weg.
19.37. Doch (sommige) partijen verschillen (hierover) onderling van mening, maar wee de ongelovigen bij hun aanwezigheid op de grote Dag.
19.38. Hoe helder zal hun horen en hun zien zijn op die Dag wanneer zij tot Ons zullen komen. Waarlijk, de onrechtvaardigen zijn in duidelijke dwaling.
19.39. En waarschuw hen voor de Dag der Smart wanneer het oordeel zal worden geveld. Thans zijn zij achteloos en geloven niet.
19.40. Wij zijn het, Die de aarde en alles wat zich daarop bevindt zullen erven en tot Ons zullen zij worden teruggebracht.