القائمة
Maria
19.1. Kaaf, Haa, Jaa, 'Ain, Saad.
19.2. Dit is een vermelding van de barmhartigheid van uw Heer, betoond aan Zijn dienaar, Zacharia.
19.3. Toen hij zijn Heer in het verborgene aanriep,
19."4. Zeide hij: ""Mijn Heer, het gebeente in mij is zwak geworden en mijn hoofd glanst met grijze haren, niettemin ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot U."""
19.5. Maar ik vrees mijn bloedverwanten na mij, mijn vrouw is onvruchtbaar, geef mij een opvolger van U.
19.6. Opdat hij mij en het Huis van Jacob tot erfgenaam moge zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig.
19."7. (God antwoordde) ""O Zacharia, Wij brengen u blijde tijding omtrent een zoon wiens naam Jahja (Johannes) zal zijn. Wij hebben voordien niemand aan hem gelijk gemaakt."""
19."8. Hij zeide: ""Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden, terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is en ik de uiterste grens des ouderdoms heb bereikt?"""
19."9. Hij zeide: ""Het zij zo, Uw Heer zegt: 'Het is gemakkelijk voor Mij, Ik heb u voordien geschapen toen gij niets waart.'"""
19."10. Hij zeide: ""Mijn Heer, geef mij een teken."" (God) zei: ""Uw teken is dat gij voor drie opeenvolgende dagen en nachten tot niemand zult spreken."""
19.11. Aldus kwam hij uit de kamer tot zijn volk en beduidde hen God in de morgen en in de avond te verheerlijken.
19.12. O Jahja (Johannes), houd u krachtig aan het Boek. Wij schonken hem wijsheid, terwijl hij nog een kind was,
19.13. En zachtmoedigheid van Ons en reinheid. En hij was vroom,
19.14. Vriendelijk en goed voor zijn ouders. En hij was trots noch opstandig.
19.15. Vrede was met hem op de dag zijner geboorte, en op zijn sterfdag, en zal eveneens met hem zijn op de dag waarop hij weer tot leven zal worden gewekt.
19.16. En vermeld Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok in een op het Oosten uitziende plaats,
19.17. En zich aan hlm blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen aan haar in de gestalte van een volmaakte man.
19."18. Zij zeide: ""Ik neem mijn toevlucht tot de Barmhartige tegen u, laat mij met rust, indien gij (God) vreest."""
19."19. Hij antwoordde: ""Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon moge schenken."""
19."20. Zij zeide: ""Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?"""
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات