18.61. En toen zij de plek bereikten waar de beide (zeeën) samenkwamen, vergaten zij hun vis en deze zwom snel weg in de zee.
18."62. En toen zij verder gingen, zeide hij tot zijn dienaar: ""Breng ons het ochtendmaal. Waarlijk, vermoeidheid heeft ons bevangen, vanwege onze reis."""
18."63. Hij antwoordde: ""Zie, toen wij ons op de rots begaven vergat ik de vis - en slechts Satan deed mij vergeten er over te spreken - en de vis vond op bewonderenswaardige wijze zijn weg naar de zee."""
18."64. Hij zeide: ""Dat is waarnaar wij hebben gezocht."" Derhalve keerden beiden op hun schreden terug."
18.65. Daar vonden zij een Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden geschonken.
18."66. Mozes zeide tot hem: ""Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding, die u is gegeven?"""
18."67. Hij antwoordde: ""Gij kunt geen geduld hebben met mij."""
18.68. Want hoe kunt gij geduldig zijn over dingen die uw begrip te boven gaan?
18."69. Hij zeide: ""Indien het Gode behaagt, zult gij mij geduldig vinden en ik zal aan uw bevel niet ongehoorzaam zijn."""
18."70. Hij zeide: ""Welaan dan, indien gij mij wenst te volgen stel mij nergens vragen over eer ik zelf daaromtrent tot u spreek."""
18."71. Aldus vertrokken beiden totdat zij in een boot stapten en hij maakte er een gat in. Waarop Mozes uitriep: ""Hebt gij er een gat in gemaakt teneinde de opvarenden er van te doen verdrinken? Voorwaar, gij hebt iets gruwelijks bedreven."""
18."72. Hij antwoordde: ""Had ik u niet gezegd dat gij stellig geen geduld met mij zoudt kunnen tonen?"""
18."73. Mozes zeide: ""Maak mij geen verwijt omdat ik het vergeten ben en maak het mij niet moeilijk."""
18."74. Zij reisden dus verder tot dat zij een knaap ontmoetten en hij deze doodsloeg. Mozes zeide: ""Hebt gij een onschuldige gedood die niemand had vermoord? Voorwaar, gij hebt een afkeurenswaardige daad begaan."""
18."75. Hij antwoordde: ""Zei ik u niet dat gij nimmer in staat zoudt zijn mij met geduld te vergezellen?"""
18."76. Mozes zeide: ""Indien ik u wederom iets vraag houd mij dan niet in uw gezelschap, dan hebt gij zeker een verontschuldiging van mijn kant."""
18."77. Aldus vervolgden zij hun weg totdat zij bij de inwoners ener stad kwamen aan wie zij om eten vroegen, doch dezen weigerden hun gastvrijheid te betonen. Nu vonden zij daar een muur, die op het punt stond in te storten en hij herstelde deze. Mozes zeide: ""Indien gij wildet, hadt gij er loon voor kunnen vragen."""
18."78. Hij zeide: ""Dit is de scheiding tussen u en mij. Ik zal u thans de verklaring geven van datgene waarvoor gij geen geduld kondet tonen."""
18.79. Wat de boot betreft, deze behoorde aan arme lieden die op de rivier werkten, en ik verkoos haar onbruikbaar te maken want achter hen was een koning die alle (goede) schepen met geweld in beslag wilde nemen.
18.80. En wat de jongeling betreft, zijn ouders waren gelovigen en wij vreesden dat hij schande over hen zou brengen door zijn opstandigheid en ongeloof.