7."61. Hij zeide: ""O, mijn volk, er is in mij geen dwaling, doch ik ben een boodschapper van de Heer der Werelden."""
7.62. Ik breng u de boodschappen van mijn Heer over en geef u oprechte raad en ik weet van Allah wat gij niet weet.
7.63. Verwondert gij u, dat er een aanmaning van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw midden opdat hij u moge waarschuwen en opdat gij rechtvaardig moogt worden en opdat u barmhartigheid moge worden betoond?
7.64. Maar zij verloochenden hem, Wij redden hem en degenen die met hem in de ark waren en Wij verdronken degenen, die Onze tekenen verwierpen. Zij waren inderdaad een verblind volk.
7."65. En tot (het volk van) Aad (zonden Wij) hun broeder Hoed. Hij zeide: ""O mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen andere god naast Hem. Wilt gij dan niet (God) vrezen?"""
7."66. De ongelovige leiders van zijn volk zeiden: ""Wij zien u als een dwaze en wij denken, dat gij tot de leugenaars behoort."""
7."67. Hij antwoordde: ""O, mijn volk, er is in mij geen dwaasheid, maar ik ben een boodschapper van de Heer der Werelden."""
7.68. Ik breng u de woorden van mijn Heer en ik ben voor u een eerlijke raadgever.
7."69. Verwondert gij u, dat er een waarschuwing van uw Heer tot u is gekomen door een man uit uw midden, opdat hij u moge waarschuwen? Hij maakte u na het volk van Noach tot erfgenamen en deed u overvloedig in kracht toenemen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah, opdat gij moogt slagen."""
7."70. Zij zeiden: ""Zijt gij tot ons gekomen opdat wij Allah alleen moeten aanbidden en de goden die onze vaderen aanbaden zullen verlaten? Breng ons dan hetgeen waarmede gii ons bedreigt, als gij oprecht zigt."""
7."71. Eij antwoordde: ""Straf en toorn van uw Heer hebben u reeds getroffen. Redetwist gij met mij over namen, die gij hebt genoemd - gij en uw vaderen - waarvoor Allah geen gezag heeft nedergezonden? Wacht dan, ik ben met u onder de wachtenden."""
7.72. En Wij redden hem en degenen, die met hem waren door Onze barmhartigheid en Wij sneden de levenswortel af van degenen die Onze tekenen verloochenden. En dezen waren geen gelovigen.
7."73. Naar de Samoed (kwam) hun broeder Salih. Hij zeide: ""O mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen andere god naast Hem. Voorwaar er is een duidelijk bewijs van uw Heer tot u gekomen, deze kamelin is van Allah, een teken voor u. Laat haar daarom met rust opdat zij zich van Allah's aarde moge voeden en doet haar geen leed, anders zal een pijnlijke straf u bereiken."""
7.74. En herinnert u, toen Hij u na (het volk van) Aad tot opvolgers maakte en u vestigde in het land, gij bouwdet paleizen in de vlakten en gij hieuwt huizen uit de bergen. Gedenkt daarom de gunsten van Allah en wandelt niet op aarde, onheil stichtend.
7."75. De leiders van zijn volk, die aanmatigend waren, zeiden tot de gelovigen, die zij zwak achtten: ""Weet gij zeker, dat Salih een door zijn Heer gezondene is?"" Zij antwoordden: ""Wij geloven voorzeker in hetgeen, waarmede hij gezonden is."""
7."76. Degenen die aanmatigend waren zeiden: ""Voorwaar, wij geloven niet in hetgeen waarin gij gelooft."""
7."77. Toen verlamden zij de kamelin en overtraden het gebod van hun Heer en zeiden: ""O, Salih, breng ons hetgeen, waarmede gij ons hebt bedreigd, als gij tot de boodschappers behoort."""
7.78. De aardbeving overviel hen en zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen.
7."79. Toen wendde Salih zich van hen af en zeide: ""O, mijn volk, ik bracht u de boodschap van mijn Heer en bood u oprechte raad aan, maar gij houdt niet van oprechte raadgevers."""
7."80. En Lot, toen hij tot zijn volk zeide: ""Pleegt gij een gruweldaad zoals niemand ter wereld ooit vóór u pleegde?"""