القائمة
De Stad van
34."41. Zij zullen antwoorden: ""Glorie zij U! Gij zijt onze Vriend, niet zij. Neen, zij aanbaden de djinn, in hen geloofden de meesten hunner."""
34."42. (God zal zeggen) ""Heden hebt gij geen macht om elkander goed of kwaad te doen."" En Wij zullen tot de onrechtvaardigen zeggen: ""Ondergaat de straf van het Vuur die gij placht te verloochenen."""
34."43. En wanneer Onze duidelijke woorden aan hen zijn verkondigd, zeggen zij: ""Dit is slechts een man, die u van hetgeen uw vaderen aanbaden, wenst af te leiden."" En zij zeggen: ""Dit is slechts een verzonnen leugen."" En de ongelovigen zeggen van de Waarheid als deze tot hen komt, ""Dit is niets dan zuiver tovenarij."""
34.44. En Wij gaven hun geen boek dat zij bestudeerden, noch zonden Wij hun een waarschuwer vóór u.
34.45. Zij, die vóór hen waren verloochenden ook - en zij hebben zelfs geen tiende bereikt van hetgeen Wij hun gaven - zij verloochenden Mijn Boodschappers en hoe (streng) was dan Mijn afkeuring.
34."46. Zeg: ""Ik raad u aan slechts één ding te doen, dat gij paarsgewijze en alleen voor Allah staat en dan nadenkt. En (gij zult weten) dat er geen krankzinnigheid in uw metgezel is, hij is voor u slechts een waarschuwer vóór een strenge straf (komt)."""
34."47. Zeg: ""Welk loon ik ook van u vraag, dat is voor u. Mijn loon is bij Allah, en Hij is Getuige van alle dingen."""
34."48. Zeg: ""Waarlijk, mijn Heer verspreidt de Waarheid. Hij is de Kenner van al het onzichtbare."
34."49. Zeg: ""De Waarheid is gekomen en de leugen zal niet meer beginnen, noch wederkeren."""
34."50. Zeg: ""Als ik dwaal, dwaal ik slechts door mijzelf, en indien ik goed geleid ben, is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Nabijzijnde."
34."51. Kondet gij (hen) maar zien, wanneer zij schrikken! Dan zal er geen ontvluchten zijn als zij van nabij worden gegrepen!"""
34."52. Dan zullen zij zeggen: ""Wij geloven er in!"" Maar hoe zal het bereiken er van voor hen mogelijk zijn van zó ver,"
34.53. Terwijl zij voorheen hebben verworpen? En zij uiten gissingen omtrent het onzichtbare van een verre plaats.
34.54. En er is een hinderpaal (afscheiding) gemaakt tussen hen en hetgeen zij verlangen zoals met hun gelijken vóór hen was gedaan. Zij verkeerden inderdaad in een verontrustende twijfel.
ابحث في القرآن
الذهاب الى السور
الذهاب الى الآيات