11.21. Dezen zijn het, die hun ziel hebben te kort gedaan en hetgeen zij verzinnen, zal falen.
11.22. Zij zijn ongetwijfeld degenen, die in het Hiernamaals de grootste verliezers zullen zijn.
11.23. Voorwaar, die geloven en goede werken verrichten en die hun Heer gehoorzamen, zijn de bewoners van de Hemel, waarin zij zullen vertoeven.
11.24. Het geval van de beide partijen is als de blinde en de dove, de ziende en de horende. Staat het geval van beiden gelijk? Wilt gij dan geen lering (hieruit) trekken?
11."25. Wij zonden Noach tot zijn volk zeggende: ""Waarlijk, ik ben voor u een duidelijke waarschuwer,"
11."26. Dat gij niemand dan Allah zult aanbidden. Anders vrees ik voor u de straf van een pijnlijke dag."""
11."27. De leiders der ongelovigen onder zijn volk antwoordden: ""Wij zien in u slechts een man zoals wij en wij zien dat niemand u heeft gevolgd, behalve de minsten en de eenvoudigen van geest onder ons. En wij zien u niet uitmunten boven ons, neen, wij geloven dat gij een leugenaar zijt."""
11."28. Hij (Noach) zeide: ""O, mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote barmhartigheid heeft geschonken, die voor u duister is gemaakt, moeten wij u dit opdringen, terwijl gij er afkerig van zijt?"""
11.29. O, mijn volk, ik vraag u er geen geld voor. Mijn beloning is alleen bij Allah. En ik wil de gelovigen niet verdrijven, zij zullen voorzeker hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw u als een volk, dat onwetend handelt.
11.30. O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik hen zou verdrijven? Wilt gij dan geen lering hieruit trekken?
11."31. En ik zeg u niet: 'Ik bezit de schatten van Allah', noch ken ik het onzienlijke, noch zeg ik: 'Ik ben een engel'. ""Noch zeg ik over degenen, die gij minacht dat Allah hun geen goeds zal schenken. Allah weet het best, wat in hun innerlijk is. Anders zou ik zeker tot de onrechtvaardigen behoren."""
11."32. Zij antwoordden: ""O Noach, gij hebt inderdaad met ons getwist en veel getwist, breng ons nu de straf waarmede gij ons hebt gedreigd, als gij waarachtig zijt."""
11."33. Hij zeide: ""Alleen Allah zal deze over u brengen als Hij wil, en gij kunt niets verijdelen."""
11.34. En als ik u raad geef zal mijn raad u niet baten als Allah u wenst te vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden teruggebracht.
11."35. Zeggen zij: ""Hij heeft het verzonnen?"" Zeg: ""Als ik het heb verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets uitstaande met hetgeen gij begaat."""
11."36. En er werd aan Noach geopenbaard: ""Niemand onder uw volk zal geloven, dan degenen die reeds hebben geloofd, treur daarom niet over hetgeen zij doen."
11.37. En bouw de ark voor Onze ogen en volgens Onze voorschriften op. En roep Mij omtrent de onrechtvaardigen niet aan. Zij zullen zeker worden verdronken.''
11."38. En hij was de ark aan het bouwen en steeds wanneer de leiders van zijn volk hem voorbijgingen, bespotten zij hem. Hij zeide: ""Als gij ons bespot, zullen wij u (later) bespotten zoals gij (ons) nu doet,"
11.39. Dan zult gij weten wie het is, over wie een vernederende straf komt en op wie een blijvende straf zal rusten.
11."40. Toen Ons gebod kwam en de bronnen der aarde spoten, zeiden Wij: ""Scheept twee paar van alles in, en uw familie - met uitzondering van degenen, tegen wie het woord reeds is uitgegaan - en de gelovigen."" En met hem geloofden slechts weinigen."